LICHTSEINSTELSEL 1946
EENHOOGTE SEIN
In het verleden heeft de NS meerdere malen met lichtseinen geëxperimenteerd. Meestal betrof het ‘vertalingen' van armseinen in lichtseinen. Met de invoering van stelsel 1946 heeft men definitief afscheid genomen van de armseinen. Eénhoogteseinen kunnen drie seinkleuren vertonen, namelijk rood, geel of groen. In oktober 1949 werd het baanvak Utrecht-Arnhem met lichtseinen volgens seinstelsel 1946 in dienst gesteld. Het bekende seinprincipe met de kleuren rood, geel en groen werd hiermee een feit. Bij het introduceren van dit lichtseinstelsel heeft men gekozen voor nieuwe seinbeelden om de bezwaren van oude stelsels op te heffen. Een aantal aspecten hierbij zijn: ● geen onderscheid tussen hoofdsein/voorsein ● elk hoofdsein is principe voorsein van het volgende sein ● er wordt slechts één kleur per seinbeeld getoond (uitgezonderd wit) ● er wordt een snelheidsaanduiding gegeven op diè plaatsen waar dat nodig is ● er wordt geen richtingaanduiding meer getoond bij stations
Lichteinen, die geen snelheidsaanduiding hoeven te geven bestaan uit één lamp met een beweegbare kleurenbril ervoor. De standaarduitvoering wordt weergegeven door een sein met een rond zwart achtergrondschild op een zwartwit geschilderde paal. Alleen bij het traject Arnhem-Utrecht heeft men de seinen opgehangen aan de bovenleidingspalen. Lichtseinen die enkel groen of geel mogen weergeven (bijvoorbeeld aankondigingsseinen) hebben een vierkant achtergrondschild met een afgeronde hoek. Seinen, die wel een snelheidsaanduiding moeten geven, hebben meerdere seinlampen boven elkaar, elk met een eigen achtergrondscherm, zie driehoogteseinen.
Seinbeelden
De seinbeelden hebben de volgende betekenis:
Als één sein rood vertoont, dan is het voorgaande sein geel en het daaraan voorafgaande groen. Deze drie verschillende seinbeelden worden weergegeven met één lichtsein (bloksein) doordat een magneet een seinbril met gekleurde glazen voor de lamp beweegt vanuit middenstand naar twee richtingen. Deze blokseinen hebben een zwart rond achterschild. Rood is een absoluut rijverbod. Een rood sein wordt altijd door een geel sein voorafgegaan op volle remweg voor de aangegeven snelheid. Seinen die alleen maar geel of groen kunnen weergeven zijn voorzien van een vierkant, aan één hoek afgerond achtergrondscherm. Deze seinen werden voornamelijk gebruikt aan het begin van een traject met lichtseinen. Indien het aan rood voorafgaande gele sein binnen die remweg moet worden geplaatst, dan wordt een geel knipperlicht met een frequentie van 75 knipperingen per minuut vertoond en geeft het daaraan voorafgaande sein een geel licht. Het aan geel licht voorafgaande sein vertoont dan pas groen licht.
De achterkant van de lichtseinen zijn zwart, maar bij trajecten die in twee richtingen beveiligd gereden kunnen worden is de achterkant van de seinen zwart-wit geschilderd. Elk sein staat op een zwart-wit geschilderde paal. Langs een aantal baanvakken zijn eenhoogteseinen aan de bovenleidingsportalen bevestigd in plaats van op afzonderlijke palen. Omstreeks 1980 zijn de meeste van deze seinen uitgerust met een bordesje aan de voorzijde om het onderhoud te verbeteren. Heel veel seinen van dit stelsel zijn inmiddels verdwenen, de laatste eenhoogteseinen die nog in bedrijf waren op het traject Utrecht-Arnhem zijn in 2004 merendeels vervangen. De allerlaatste exemplaren stonden tussen de splitsing De Haar en de overweg aan de Nieuweweg in Veenendaal, maar zijn omstreeks 2007 weggehaald. De seinnummers hiervan waren: richting Arnhem-Utrecht 942, 940, 938 richting Utrecht-Arnhem 937, 939 en 941.
Dwergseinen
Lichtseinen stelsel 1946 komen ook in lage uitvoering voor en hebben dan alleen op lage snelheid betrekking, met andere woorden: maximaal toelaatbare snelheid = 45 km/h. Vandaar dat ze veelvuldig geplaatst werden op stations en rangeerterreinen. Hieronder volgt de betekenis van de seinbeelden van het dwergsein :
lage snelheid verminderen, zodanig dat de trein voor het eerstvolgende stoptonende sein (afstand tenminste 250m) tot stilstand kan worden gebracht