Het diesel-mechanische stroomlijnmaterieel
materieel omBC 1937
Last edited Juni 22, 2016 |
door Gerard van de Weerd |
Dieselmechanische treinstellen mat '37
Nadat sinds 1934 de gestroomlijnde diesel-elektrische driewagentreinen met veel succes
hun diensten uitvoereden, nam de NS het besluit om ook op minder drukke lijnen het
wagenpark te vernieuwen. Diverse treinstellen reden nog met benzinemotoren. Stoomtractie
op deze lijnen was te duur vanwege twee personleelsleden op de stoomloc plus nog een
conducteur in de trein. Om de dienst Alkmaar-Den Helder te moderniseren laat de NS
in 1937 bij Werkspoor acht verbrandingsmotorrijtuigen bouwen door Werkspoor in Amsterdam.
De typeaanduiding is omBC, namelijk een 'oliemotor'wagen met tweede en derde klasse
afdelingen. Ze worden genummerd omBC 2901-2908.
Het was de laatste serie met mechanische transmissie. Niet op de lijn Alkmaar - Den
Helder, maar op de lijn Amersfoort - Ede-Wageningen - Arnhem verrichten zij hun diensten,
waarbij zij om de paar uur helemaal doorreden naar Doetinchem. In Arnhem waren zij
in depot.
serie omBC 2901 - 2908
|
ontwerpsnelheid 105 km/h |
dienstsnelheid 105 km/h |
lengte: 26.700 m |
gewicht: 53 ton |
vermogen 2 x 110 kW |
2 kW/ton |
zitplaatsen 2e klas: 15
|
zitplaatsen 3e klas: 48 |
asformule: 1A + A1 |
|
Rijtuigindeling
Het interieur was afgeleid van het elektrische stroomlijnmateriaal mat '36.
Achter de machinistencabine bevindt zich een kleine ruimte twee klasse. Hier bevindt
zich de "Roken" afdeling met 9 tweedeklasse stoelen op buizenframes in die allemaal
in rijrichting geplaatst zijn.
Daarachter een afgesloten Niet Roken afdeling met 6 zitplaatsen tweede klasse een
instapblakon en een toiletruimte. Dan komt de verhoogde bagageruimte met daaronder
de beide aandrijfunits.
Aan de andere kant hiervan het tweede balkon met open ruimtes derde klasse met 32
"Roken" zitplaatsen en 24 "Niet Roken". Ook hier enkele stoelen in rijrichting opgesteld.
Uitvoering
De cabineramen zijn groter dan bij hun voorgangers, de dieseldrieën. Op deze wijze
hebben de machinisten een groter uitzicht. De neusvorm is daardoor ook wat stijler
dan bij de voorgaande treinstellen. In de schotten tussen de bestuurders- en reizigersafdelingen
zijn ook grote ramen aangebracht. De reizigers op de voorste rijen banken hebben hierdoor
gelegenheid om aan de voorzijde en achterzijde uitzicht te hebben op de spoorbaan.
De uitvoering van de overige reizigersafdelingen is overigens gelijk aan die van de
elektrische stroomlijnstellen mat '36.
De rijtuigen waren uitgerust met Scharffenbergkoppelingen. Elke bestuurderscabine had instrumenten voor vier motoren, zodat er met maximaal twee
stellen gekoppeld gereden worden. Mechanisch konden zij ook aan andere (elektrische) treinstellen
gekoppeld worden.
Techniek
De beide dieselmotoren waren onder de bagageafdeling aangebracht. In die tijd bouwde
men alleen motoren met verticale cilinders, daarom was de bagagevloer wat hoger aangebracht.
(Motoren met liggende cilinders waren nog niet bedrijfszeker). Onder de vloer bevonden
zich twee dieselmotoren van 150 pk. Thomassen leverde hiervoor 6 motoren en Stork
12 stuks. Ook beschikte de NS over een stel reservemotoren.
De overbrenging bestond uit een vloeistofkoppeling en een viertraps Mylius-versnellingsbak.
Hierop zat weer een cardanas die de beide binnenste assen van de draaistellen aandreef.
De asopstelling was aldus: (1A) - (A1). Doordat elke motor zijn eigen draaistel aandreef
kon ook bij uitval van een motor de reis op de andere motor toch nog voortgezet worden.
Bij de dieseldrieën waren veel problemen met de brandstoftoevoer. Om dat te ondervangen
waren bij deze omBC's de brandstoftanks onder het dak aangebracht.
Het bedienen van de motoren gebeurde elektro-pneumatisch. In de Scharfenbergkoppelingen
waren een aantal contacten hiervoor aanwezig.
Elke motor had zijn eigen koelsysteem. In bedrijfstoestand waren dit gescheiden circuits,
maar bij stilstand in de winter bijvoorbeeld kon de wateromloop gekoppeld worden.
Hierdoor kon het koelwater van beide motoren met één oliebrander op temperatuur gehouden
worden.
Elke motor dreef zijn eigen ventilator voor de koellucht aan en een compressor en
een dynamo. In de bagageruimte hingen de BBC-spanningsregelaars voor het laten branden
van de elektrische treinverlichting. Het totale motorvermogen was 300 pk (220 kW),
hetgeen het 53 ton zware voertuig een topsnelheid opleverde van 105 km/h. De bagageafdeling
kon bereikt worden met rolluiken, aan de gangkant bevonden zich hiervoor vier smalle
deurtjes.
De dieselmotoren werden geleverd door Stork-Ganz en door Thomassen-Frichs. De motoren waren gelijkwaardig en konden bij
revisies door elkaar heen gebruikt worden.
Bij het wegrijden van een treinstel ontstond een een klein blauw rookwolkje. Het
aanzetten geschiedde met een kleine rukje, maar verder reden de treinen rustig en
beheerst.
Voor het uittakelen van de motoren vanwege onderhoud was het dak voorzien van drie
dakluiken. Ook in de bagageruimte konden vloerdelen vrij snel uitgenomen worden om
de toegankelijkheid te bevorderen.
Draaistellen
De motorrijtuigen hadden een primaire vering waarbij de langsbalk van het draaistel
rustte op aan weerszijden van de aspot geplaatste schroefveren. Deze steunden weer
op een balans die aan aan het onderzijde van de aspot was bevestigd.
De secundaire vering werd gevormd door een langsrichting geplaatste omgekeerde bladveren.
|
|
draaistellen van de omBC
2901, 2903 t/m 2908 |
Alleen de 2902 was voorzien van afwijkende draaistellen.
Onder elke aspot waren bladveren bevestigd voor de primaire vering. De secundaire
vering werd gevormd door in het frame geplaatste schroefveren.
|
|
draaistel van de omBC 2902 |
Aan de kant
Tijdens de oorlog werden zij niet ingezet vanwege de brandstofnood. De bezetter stelde
geen brandstof ter beschikking voor het burgervervoer. Bij gebrek aan dieselbrandstof
werden de treinen weggezet in de omgeving van Arnhem. De Slag om Arnhem heeft deze
treinen geen goed gedaan. Van de acht motorrijtuigen van deze serie hebben er drie
de oorlog overleefd. Na de oorlog was alleen de 2904 snel te herstellen. De 2903 en
2905 bevonden zich in de Russische bezettingszone van Duitsland. Door brand en beschieting
waren de andere stellen zwaar beschadigd. Sommige exemplaren waren nog de moeite waard
om op te knappen, maar werden ten behoeve van een realistische weergave voor een Amerikaanse
oorlogfilm expres vernield en in brand gestoken!!! In 1946 werden de 2901 en 2902
voor sloop afgevoerd. In 1948 volgde nog de 2905 en 2906. Gelukkig konden de 2907
en 2908 nog hersteld worden en kwamen in 1947 en 1948 in dienst op de lijn Gouda-Alphen
aan den Rijn. Ook de 2904 kwam later de beide stellen op dit traject versterken. De
2903 stond wel op nominatie om opgeknapt te worden en stond jarenlang bij Allan in Rotterdam, maar
is toch nooit niet in revisie genoomen.
Na de oorlog:
- slechts een stel rijvaardig, de 2904
- 2907 in 1947 hersteld
- 2908 in 1948 hersteld
De 2904 en de 2908 werden afgevoerd in 1952. Twee jaar later zijn zij samen met de 2903 gesloopt.
De 2907 werd in 1952 ingezet als inspectie rijtuig en deed dienst tot 1960.
In 1954 volgden verdere aanpassingen tot inspectierijtuig.
Nummering
omBC 2901 - 2908 |
nummer |
indienst |
fabrikant |
situatie 1948 |
bakcode in 1950 |
nummer
na 1950 |
nummer
na 1954 |
afvoer |
bijzonderheden |
2901 |
1937 |
Werkspoor |
sloop |
201.001 |
|
|
1946 |
filmbrand |
2902 |
1937 |
Werkspoor |
sloop |
201.002 |
|
|
1946 |
afwijkende draaistellen, filmbrand |
2903 |
1937 |
Werkspoor |
wacht op herstel bij Allan |
201.003 |
104 |
(nummer nooit gevoerd) |
1952 |
gesloopt in 1954 |
2904 |
1937 |
Werkspoor |
in dienst |
201.004 |
101 |
|
1952 |
gesloopt in 1954 |
2905 |
1937 |
Werkspoor |
sloop |
201.005 |
|
|
1948 |
|
2906 |
1937 |
Werkspoor |
sloop |
201.006 |
|
|
1948 |
|
2907 |
1937 |
Werkspoor |
in dienst |
201.007 |
102 |
11 |
1961 |
Inspectierijtuig omAB11, afgevoerd Zutphen 1961 |
2908 |
1937 |
Werkspoor |
in dienst |
201.008 |
103 |
|
1952 |
gesloopt in 1954 |
Kleurstelling
De afleveringskleuren waren olijfgroen met rode biezen, vergelijkbaar met mat.'36.
De daken waren in een donkerder tint uitgevoerd om niet zo snel vanuit de lucht ontdekt
te worden. De schortbeplating was ook donkergrijs uitgevoerd.
In 1950 kregen de overgebleven rijtuigen een nummer in de 100-serie. Maar de inmiddels in "dieselblauw" uitgevoerde 102 diende een ander nummer te krijgen vanwege nummerbotsingen met het nieuwe DE2-materieel. Zij kreeg hierbij nummer 11.
Kleuruitvoeringen
De uitvoering van de omBC bij aflevering in 1937.
Geschilderd in stroomlijndonkergroen met licht dak
en schorten en met mooie rode biezen.
|
|
Vanwege de oorlogsdreiging werden de lichte
daken in 1939 donkerder gemaakt.
Ook de schorten kregen een behandeling mee. |
Na de oorlog werden drie stellen weer opgeknapt.
In 1947 kregen ze ook nieuwe klasseborden.
Een deel kreeg een licht dak en
|
een deel een donker dak.
De 2907 met het lichte dak werd vanaf 1952
gebruikt als inspectierijtuig. |
In 1954 werd dit rijtuig -inmiddels genummerd omBC 11-
blauw geschilderd. Omdat het toch als eenling
dienst deed waren koppelingen niet meer nodig. |
Werkterrein
De treinstellen hebben maar relatief kort dienst gedaan. Hun werkterrein is daardoor ook erg beperkt gebleven.
Modelbouw
Kant en klaar zijn nog nooit hiervan modellen geleverd. Een handjevol modelbouwers
in Nederland hebben zelf hun eigen modellen gebouwd. In schaal HO rijden er enkele
exemplaren rond, ontstaan uit Lima-Mastica combinaties.
Er zijn enkele modelspoorfirma's mee bezig (geweest), namelijk Etchmodels, Poldermodelspoor en MK Modelbouwstudio's.
MK Modelbouwstudio's heeft in 2016 een omBC als bouwpakket uitgebracht.
Poldermodelspoor had een bouwpakket uitgebracht in 2011, maar dat was zo complex om te bouwen dat alleen nog kant en klare modellen geleverd gaan worden. Een en ander is te volgen via deze link van Beneluxspoor.
Erwin Frick heeft de omBC van Poldermodelspoor verbeterd. Deze is nu te koop. Hierbij is het gehele model (incl. cabines) nu van messing.
Etchmodels heeft in het najaar van 2007 voor een kleine groep liefhebbers een etsplaat van de omBC uitgebracht, maar die firma is niet meer actief!
|
Een model van de omBC 2907, gebouwd door Charles Pelt op een module van Gerard van
de Weerd.
Het model is door Charles gebouwd met kunststof voorzetneusjes en Lima/Mastica hondekop
onderdelen.
Let ook eens op de aangepaste draaistellen, de ingezette frontramen en alle handgrepen.
Inmiddels is dit model al zo'n 25 jaar oud! |
mei 1989 |
(collectie Gerard van de Weerd)
|
|
De omBC 2907 tijdens een dieselrit van de NVBS.
De bagageruimte is vanaf deze kant benaderbaar door dubbele deelbare deuren.
De zijwanden ogen niet erg strak meer.
|
Haps, 21 augustus 1949 |
(foto J.A.Bonthuis, collectie Gerard van de Weerd) |
|
De omBC 103 poseert hier in Haarlem.
De bagageruimte is aan deze zijde van een rolluik voorzien.
|
september 1951 |
(foto collectie Gerard van de Weerd) |
Maatvoering
De beide zijkanten zijn verschillend uitgevoerd.
Het looppad bij de reizigers heeft klapdeurtjes, de bagagezijde een rolluik.
|
|
Plaatsing opschriften:
|
1 = om BC
Wpc Haarlem
(na 1950 omBC 10x) |
2 = KTL |
3 = Gewicht 53 ton |
4 = (105.001) na 1950
GES.HLM. ......
REV.HLM. ...... |
5 = rijtuignummers op de koppen viermaal vermeld (tot 1950)
daarna werd de tekst omBC bij 1 uitgebreid tot omBC 101 enz.
De bakcodenummers bij 4 werden pas na 1950 vermeld. |
Rijtuigcodering:
|
om |
oliemotor (dieselmotor) |
B |
tweede klasse |
C |
derde klasse |
|