Vanwege de besmettelijkheid van geel besloot men om alle elektrische rijtuigen groen te schilderen.Gelijktijdig bracht men aan de kopwanden van de motorrijtuigen een brede rode bies aan om beter op te vallen voor het personeel van het baanonderhoud. Tussen 1928 en 1934 kregen alle motorrijtuigen een groene outfit en een tweede stroomafnemer. Tijdens WOII zijn er de nodige exemplaren aan het oorlogsgeweld ten offer gevallen. Ook zijn eerste klas rijtuigen verbouwd tot gecombineerde eerste/twee klas of geheel tweede klas rijtuig. Hetzelfde geldt voor verbouwingen van tweede klas naar derde klas.
serie mBD 9001-9030. zitplaatsen 2e klas: 40 bagageruimte: 2,5 ton |
De motorrijtuigen mBD 9029 en 9030 hadden bij hun indienststelling in 1929 reeds twee stroomafnemers en waren geheel groen geschilderd. Echter bleek al spoedig dat het onderhoudspersoneel langs de spoorbaan de treinen met hun donkergroene kopwand pas op korte afstand opmerkte. Er is toen besloten om boven de bufferbalk een rode streep aan te brengen. Toen dit nog niet voldoende bleek, schilderde men ook nog gele driehoekjes aan de bovenzijde van de kopwanden. |
serie mB4D 9151-9161. zitplaatsen 2e klas: 32 bagageruimte 3,25 ton. |
Voor de Noord-Hollandse lijnen had men behoefte aan een grotere bagageruimte. Daartoe moest men een coupéruimte opofferen. Door hun afwijkende bouw bereden deze treinen bij uitstek de baanvakken Amsterdam-Alkmaar en Haarlem-Uitgeest. In plaats van zwanenhals draaistellen kregen deze treinen niet meer de gebogen halsliggers, maar rechte uitvoeringen. Ook werden hier rollagers in plaats van glijlagers toegepast. Het dak was niet langer meer van hout, maar van staal. |
serie Aec 8501-8527 zitplaatsen 1e klas: 42 |
In 1938 werden een aantal van deze rijtuigen verbouwd tot AB's en kregen als nummer ABec 8521-8524. De 3x6 reizigers klassen werd verbouwd tot een 2x8 en een 1x6 tweede klasse indeling. Deze rijtuigen werden hoofdzakelijk gebruikt op het traject Haarlem-Zandvoort. Samenstelling: mBD, ABec, Cec, mCd De rijtuigen A 8524-8527 werden ingericht als geheel tweede klasse rijtuigen. Alleen de klasseplaten paste men aan, het interieur bleef ongemoeid. | |
serie Bec 8501-8533 zitplaatsen 2e klas: 64 | Tussen 1939 en 1941 werden Bec 8522-8531 tijdelijk aangewezen als derde klas rijtuig (Ce8c). Dit bereikte men door alleen de klasseplaten te vervangen. |
|
|
serie Cec 8501-8555 zitplaatsen 3e klas: 88 | De ene helft was ingericht voor roken, de andere helft voor niet roken. In 1938 werd begonnen de houten banken in de derde klasse afdelingen te vervangen door comfortabele zitplaatsen. |
serie mCd 9401-9447 zitplaatsen 3e klas: 88 | De vouwbalgopening van de vooroprijdende wagenvoerdersafdeling was in het begin niet tochtdicht te krijgen. Vanaf 1931 wijzigde men de constructie en toen was het probleem opgelost. In 1933 was de treinsamenstelling: mBD, Bec, Aec, Cec, mCd, mC . Bij minder vervoersaanbod kon men eenvoudig de mC van de stam afhalen. |
|
|
serie mC 9001-9038 zitplaatsen 3e klas: 88 |
De groene kleurstelling is het enige grote verschil sedert de indienststelling. Vanaf 1937 werden de houten banken bekleed met leerdoek. In de mC's mocht niet gerookt worden. |
In 1930 vernummerde men deze serie tot mABD 9801 - 9804. Ze sleten hun kilometers op de lijnen Haarlem - IJmuiden en later ook op IJmuiden Oost/Velsen-Uitgeest |
|
|
serie Ces 8101-8103 zitplaatsen 3e klas: 88 |
In de dertiger jaren waren deze rijtuigen onafscheidelijk verbonden met de mABD's. Maar na WOII verviel het onderscheid Ces en werden deze rijtuigen op dezelfde manier ingedeeld als de Cec rijtuigen. |
serie ABecm 8501-8511. zitplaatsen 1e klas: 24 zitplaatsen 2e klas: 24 |
Bij de elektrificatie bleek dat aparte eerste en tweede klasse rijtuigen onvoldoende bezet bleven. Een combinatierijtuig voldeed beter in de behoefte. Zo ontstond voor Noord-Holland de volgende treinsamenstelling: mB4D, ABecm, Cec, mCd |
|
|
serie Cecs 8107-8110 zitplaatsen 3e klas: 88 |
Met ingang van de winterdienst 1935 werden de drierijtuigstoptreinstellen Amsterdam-Rotterdam (mBD, Cec, mCd) teruggebracht tot tweerijtuig treinstellen in de combinatie mBD, Cesc. Deze Cesc's werden verbouwd uit Cec-rijtuigen. Aan één zijde werd het balkon verlengd met een stuurstand, waarbij ook het chassis met het draaistel bijna één meter opschoof (0,955 m). |
De behoefte aan derdeklas rijtuigen nam toe en de vraag naar eerste- en tweede klasse werd minder. Vandaar dat diverse Aec's verbouwd werden tot ABec's en Bec's. Dienovereenkomstig werden de Bec's gedeklasseerd tot Cec's. Ook maakte men geen onderscheid meer tussen Ces, Cecs en Cec. Diverse mBD's werden aangepast tot mCD's. Ook de benaming mCd (van doorloop) veranderde in 1941 tot mCv (van vouwbalg). Tijdens de oorlog was een tekort aan locomotieven, vandaar dat diverse blokkendozen (mBD-mCv-mC) als trekkracht voor personen- en goederentreinen dienst gingen doen. Vele stoptreinen werden opgeheven en sneltreinen moesten ook stoppen bij vele tussengelegen stations.
type |
serie |
bouwjaar |
dak |
|
Bd |
7501-7510 |
1923-1924 |
hout |
|
Bec |
8501-8533 |
1923-1931 |
hout |
(Bec 8532/33 stalen dak, bouwjaar 1930) |
Aec |
8501-8527 |
1923-1929 |
hout |
|
mBD |
9001-9030 |
1924-1929 |
hout |
|
mC |
9001-9038 |
1924-1929 |
hout |
|
Cec |
8501-8555 |
1923-1931 |
hout |
(Cec 8537/55 stalen dak, bouwjaar 1930) |
mABd |
9001-9004 |
1923-1929 |
hout |
|
mCd |
9401-9447 |
1928-1932 |
hout |
(mCd 9425/47 stalen dak, bouwjaar 1930-1931) |
Ces |
8101-8103 |
1927 |
hout |
|
mB4D |
9151-9161 |
1931 |
staal |
|
ABecm |
8501-8511 |
1931 |
staal |
|
Cecs |
8107-8110 |
1935 |
hout |
verbouwing van Cec 8501 / 2 / 6 / 7) | |